Een soort van eeuwigheid geleden was ik in Chennai, rondhangend en -liggend in de tuin van de YWCA Madras.
Na een van mijn eerste verslagen schreef een vriendin, over mijn manier van daar zijn:
Dit is Dolce far Niente!
Dit was naar aanleiding van een gesprek dat we hadden over niets doen en mijn moeite daarmee.
Ik had tijdens de Tomatis luistertraining sessies ontdekt dat het dragen van die koptelefoon en het luisteren naar die muziek en het advies daarbij te tekenen, in mij een soort van rust opriep die ik nauwelijks ken en altijd heb nagestreefd.
Ook hier was er weer een situatie waarin ik, zo noemde ik dat opeens, bezig was met
‘nuttig niksen’.
Tijdens dat gesprek viel van haar kant het dolce far niente.
Ja, sputterde ik, maar dat is niet hetzelfde als ‘nuttig niksen’, dolce far niente is niksen zonder een rechtvaardiging zoals dat je het verdiend hebt.
Ik herinner me dat ik nog een cartoon heb gezocht om te illustreren wat ik bedoelde.
Het was deze:
Ze bevat precies de paradox van niksdoen: je kunt het niet bewust doen, anders wordt het een actie.
Je moet als het ware jezelf vergeten.
De uitroep was: Dit is Dolce far Niente! Held!
En de observatie was spot on. En, precies die juiste observatie doorbrak dat ik mezelf aan het vergeten was.
Dat heeft dagenlang een vage en met plezier gadegeslagen rol gespeeld, terwijl mijn mezelf vergeten langzaam maar zeker ‘terug kwam’.
Een totaal boeiende ervaring en een illustratie van wat ik gister zei: je kunt niet bewust waarnemen hoe je ademt als je je niet van je ademhaling bewust bent.
(De ervaring dat ze merkbaar verandert, na de suggestie op je ademhaling te letten).
Goed, op kerstavond werd ik aangesproken door een Indiaase man en die hield daarna ook niet meer op met praten. Zijn verhaal was dat hij over de hele wereld was geweest en in feite in hart en ziel een Newyorker was en dat hij daarom iemand die alleen zit niet aan zijn lot kan overlaten. Ik nam zijn aanbod aan de volgende ochtend samen te ontbijten.
Nou, dat heb ik geweten.
Hij kwam een kwartier te laat, bracht zijn zuster mee en heeft toen zeven kwartier min of meer aan een stuk door gepraat. Vaak terugkomend zinnetje was ‘de wereld heeft meer mensen nodig als ik’ (Voor de duidelijkheid: zoals hij dus).
Zijn eerste zin zette de toon, ik was direct weer terug bij mijn verbazing die hij al de avond ervoor in mij opriep: Good morning. I am so happy that I have cheered up your christmas.
Hij was in de YWCA (een overigens voor meer dan 95 % Indiaase aangelegenheid qua bezoekers ook, middenstand en hoger, veel hoger ook) om zijn zus te ontmoeten die een paar honderd kilometer van Chennai af woont, om bij te praten en om samen naar de Kerstnachtdienst te gaan.
Nadat bleek dat slechts hij aan het woord zou zijn, heb ik de neiging onderdrukt om hardop aan haar te vragen of ze haar broer wel eens gesproken had.
(Zij begreep zonder die vraag al wel wat ik bedoelde, hij zal het wellicht nooit begrijpen).
Op een gegeven moment, na anderhalf uur, heb ik mijn hand op zijn onderarm gelegd (zijn zuster was al naar de lobby uitgeweken) en gevrfaagd of ik hem iets mocht vragen.
Dat mocht. Toen heb ik hem verteld dat ik zo’n twintig minuten geleden iets over mijzelf had gezegd en hem een vraag had gesteld. En dat hij daarop alweer twintig minuten aan het vertellen was over de kundigheid van de straaljagerpiloten in het nog zo jonge Indiase leger.
(Het schiet me nu te binnen dat een ander zinnetje van hem was, als ik iets te berde bracht: just a second, I’ll come to that in a minute).
En toen toch maar mijn vraag, iemand moest het proberen: Sir, who are you, under all your stories?
Hij zie dat hij geen idee had waaarover ik het had, maakte een handig bruggetje en ging door met weer een verhaal.
Toen was het pas kerstochtend.
Wellicht later nog een Ditjes en datjes deel 3.
Lunch time.