Na een aanloop dan nu het verslag van de familieopstelling die ik deed in oktober 2009.
Ik geef dit verslag inclusief de inleiding die ik er op13-10-2009 bij schreef aan mijn zus:
Hoi lieve Zus,
Vanmiddag was ik nog even bij pa langs geweest.
Ik heb hem verteld dat ik een paar dagen geleden die groep heb gedaan.
Dat soort therapie zeg maar, waarvoor ik hem maanden geleden een keer
een vragenlijst heb voorgelegd met familievragen.
Toen heb ik een behoorlijk aantal dingen voor het eerst in mijn leven gehoord.
De meeste zo niet alle dingen wist jij al, neem ik aan.
Ik heb pa verteld dat ik (weet je nog dat ik ooit alles deed teneinde ‘het’ ooit aan mijn ouders te kunnen uitleggen?) eindelijk een zinnetje heb waarmee ik mijn hoofdprobleem snap.
En dat ik dat aan hem kan uitleggen.
Gezegd dat ik een verslag van die dag heb geschreven en dat ik hem dat nog wel eens zal laten lezen.
Ik heb hem toen verteld (noodgedwongen een beetje schreeuwend, anders verstaat ie je niet) dat ik heb ingezien dat als mensen als kind dingen meemaken die ze niet kunnen verwerken, dat ze dan, als ze zelf een ouder worden en hun kinderen overkomt iets ergs,
dat ze dan wegkijken, want dat is wat ze ook doen met hun eigen problemen.
Heb geschetst dat oma wegkeek, zo overdreven dat oom A. zelfs haar favoriete kind was.
En mijn moeder adoreerde het gezin van tante Jet, terwijl hij al decennia daarvoor het vermoeden had dat oom Karel niet te vertrouwen was met jongeren.
En dat, afijn, dat ging nog even door.
Pa snapte dat verhaal goed (ben je opgelucht, goed zo) en ik voelde me gehoord.
Done.
Pa heeft behoorlijk wat terug gepraat, zei natuurlijk dingen als dat het toen andere tijden waren, en dat ie zelf in de loop van de tijd ook steeds wakkerder is geworden.
Dat kon ik goed waarderen.
Hij heeft herinneringen opgehaald aan vroeger tijden en me ook het krantenberichtje laten lezen over de begrafenis van zijn vader, over wie hij met veel liefde en waardering sprak.
Blijft nog de vraag of de tante nog van jetje krijgt en zo ja hoe.
Mijn sterkste issue is toch vervat in dat laatste zinnetje van wat ik je schreef na het zien van Festen:
“Wat nog steeds rest is een gevoel van ongehoord ongehoord te zijn”.
Een goede vaart gewenst.
hans
——————————————————————————————————————————————————————-
VERSLAG van mijn familie-opstelling op 13-10-’09
Na een behoorlijk emotionele inleiding mijnerzijds zegt C opeens, okay, stel je Verdriet maar op.
Ik heb dan al een beeld geschetst van onze familie, en van mijn eindeloze gevecht met de waarheid/mijn waarheid en niet gehoord worden en me daarbij (nog steeds) niet kunnen neerleggen.
Ik zoek een vrouw uit en vraag haar of ze de rol van mijn Verdriet wil spelen.
Ik zet haar ergens neer in de ruimte en ga op een paar meter afstand tegenover haar staan.
Na een tijdje zegt “mijn verdriet”, als ze daarnaar gevraagd wordt, wat er bij haar gebeurt.
Ze vertelt dan een heel levendig verhaal eigenlijk.
Ze voelt zich als een fontein. Alles borrelt en bruist en ze maakt met haar handen en armen ook bewegingen naar boven.
Ik vertel wat later wat ik daaraan beleef en vertel over mijn verbazende ontdekking:
Voor mij gaat verdriet qua afvoer naar beneden en opeens ervaar ik dat verdriet uiten van nature omhoog hoort te gaan, als het ware verdwijnend in de ruimte.
Het voelt alsof ik tot nu toe een (letterlijk) elementaire fout heb begaan:
Terwijl die vrouw een beeld van een fontein schetst en ook over omhoog spuitend water praat, heb ik als beeld van wat ik met verdriet doe, dat het iets is wat vergruizeld wordt tot gruis op de grond en daardoor als het ware blijft liggen.
Er lijkt een element van het te koesteren in te zijn geslopen.
Tot nu toe zijn we nog geen 10 minuten bezig en voor mij voelt het al als geslaagd en voorbij.
Dan komt van C de vraag of mijn ‘Verdriet’ iemand is uit mijn familie.
Dan ontstaat er wat verwarring die ik niet meer weet terug te halen.
Dan vraag C me mijn wens (meer licht in de duisternis) op te stellen en ik zoek iemand uit.
Daarop vraagt ze me om ‘dat waarvan ik me niet bewust ben omdat het buiten beeld is’ op te stellen en ik vraag iemand en die plaats ik achter mij.
Dan ga ik weer in mijn verhaal en op een gegeven moment komt de vraag om mijn vader en moeder op te stellen, wat ik doe en dan gaat mijn ‘buiten beeld’ aan de voeten van mijn vader en moeder liggen en wordt als vanzelf mijn overleden broer. Later verandert mijn ‘Verdriet’, ook liggend op de grond voor mijn ouders, in mijn achtergelaten jongste broer.
Dan komen nog opa en oma van moeders kant erbij en ook mijn zus.
Wat zich dan ontvouwt is een situatie waar mijn vader half voor mijn moeder staat, de oma er wat verloren bij staat zonder enig contakt met mijn moeder en opa ervan afgekeerd er als weggewaaid los zand bijstaat, waarbij mijn ouders mij steeds maar aankijken.
Steeds laat C mij dingen tegen ze zeggen. Zoals bijvoorbeeld: “Jullie kijken steeds naar mij. Ik ben het kind, jullie zijn de ouders”.
Allemaal rol verhelderende dingen die een verhelderend effect hebben op de verwarring daarover.
Ik vertel steeds dingen tussendoor.
Zoals over dat ik toen Bram [mijn op 14 jarige leeftijd overleden broer] in het ziekenhuis lag, ik voelde dat ik hem moest zeggen dat ie dood zou gaan.
En dat ik toen aan het hoofd Maatschappelijk Werk van de Sociale Academie om advies heb gevraagd en dat dat in mijn herinnering de eerste keer was dat ik een beslissing aan iemand anders overliet.
C laat mij ook die rol opstellen.
Dan laat ze mij (verrassing) tegen hem zeggen ‘je had tegen mij moeten zeggen dat mijn vader dat tegen Bram moest zeggen’.
Ik snap het opeens en verbeter het tot: Je had tegen mij moeten zeggen dat ik tegen mijn vader moest zeggen dat hij dat tegen Bram moest zeggen, dat dat zijn taak als vader was. Etc, etc, etc.
Ondertussen sta ik tegenover mijn hele familie, en, ongemerkt maar opeens blijkend, staat de rol ‘meer licht in de duisternis’ (mijn wens) mij steunend links achter mij en schuifelt zus ook die kant op.
Dit laatste ruim half uur ben ik door veel emotionele golven gegaan, van dat hele zware schokkende verdriet als je er diep in zou gaan.
En ik merk dat dat meer een verbaasde herhaling was van al vaak gevoelde emoties.
De verschuiving zat daar vooral in het ophelderen van die adviesrol van Hoofd MW, die ik nooit eerder als niet helemaal strokend met ‘hoe het hoort’ had bezien, maar waar altijd een rouwrandje omheen hing.
Maar vooral de elementaire opheldering in de eerste minuten, dat emoties vloeibaar als water zijn en niet als aards gruis, is voor zover ik dat nu ervaar de grote winst van die dag.
DIT WAS HET VERSLAG.
De volgende morgen heb ik nog wat beschouwende alinea’s daaraan toegevoegd:
#Het is nu eenmaal zo dat veel mensen niet kunnen, willen of durven onder ogen zien.
Terwijl dat toch de oplossing is, een eerste stap richting ontspannen.
#Tijdens de opstelling werd natuurlijk ook veel gezegd dat neerkomt op: als mensen als kind dingen meemaken die ze niet aankunnen en niet verwerken, dan zullen ze als ouder opzij kijken als hun kinderen hetzelfde overkomt.
Ze kunnen niet anders. Zelfs zozeer dat ze hun kinderen of anderen aandoen wat hen is aangedaan.
(Slachtoffers maken slachtoffers).
#Wat in dit soort werk ook vaak gebeurt is mensen dingen laten zeggen als:
vader/moeder, ik heb als oudste kind zorgtaken op mijn schouders genomen die jullie hadden behoren te doen en ik geef het nu aan jullie terug.
C doet dit sinds kort niet meer, omdat je het niet echt terug kunt geven, vertelde ze.
In plaats daarvan heeft ze nu die nadruk ingevoerd op ‘wat is je wens/wat is je doel’.
#In de nabespreking heb ik gezegd dat ik denk dat de denkbeweging van het teruggeven toch belangrijk is om te doen.
het is goed om te kunnen denken dat iets anders is. Het doorbreekt de oude denkroutine die toch sterke trekjes heeft in de orde van ‘zo is het en niet anders’.
(Vergelijk de opvatting dat in de bijbel zou staan dat de aarde het centrum is van het
heelal en de reactie van Rome op Galileo Galilei’s suggestie dat de aarde om de zon
draait).
#In datzelfde rondje vertelde iemand dat ze het beeld had bij iemand die zijn verhaal vertelde, alsof er allemaal stroken onzichtbaar spul zich om die persoon wikkelden.
Daarbij had ik de associatie, bijna woordgrap, De denkmantel als dekmantel.
We verhullen ons in denken. Daar kan ik mezelf moeiteloos veel bij voorstellen, zoals je zult begrijpen.
#Heb me zelfs afgevraagd of dit soort werk, door de setting, niet de neiging heeft om bepaalde heel oude emoties weer op te roepen uit hun bedding. Ik heb ze al zo vaak gezien, gehoord, gevoeld, geroken.
Moeilijk uit te leggen wat ik bedoel. Ik geef het op.