De laatste maanden is het lezen in Peter Sloterdijk er geheel bij ingeschoten.
Door hem ben ik op het spoor gekomen van de Tomatis luistertraining die mij zo goed doet.
Ik ben vast van plan nog een tijdje door te worstelen in zijn boeken. Ik ga ze zeker meezeulen naar India. Maar, en dat moet gezegd, zelfs als ik nu zou stoppen met het mij blij makende geworstel dat het lezen van hem voor mij is, dan nog heb ik heel veel aan hem te danken.
Zijn wijze van denken, zijn vrijheid van denken, het deed me goed. En nog.
Er is veel over zijn denken te zeggen, ik zag vanmiddag een voorbeeld waaruit ik een citaat geef:
Wie voor het eerst kennis neemt van een tekst van Sloterdijk wordt gemakkelijk overdonderd door het literaire geweld ervan.
Bewondering, bevreemding en afschuw strijden daarbij om voorrang.
Zijn denken is afwisselend verwarrend, geniaal, pedant, chaotisch, vermoeiend, schokkend, wervelend, bizar en humoristisch.
Hij is een goed observator en een briljant stilist en door zijn associatieve denken legt hij interessante dwarsverbanden.
Sloterdijks literaire stijl van filosoferen is zowel zijn sterke als zijn zwakke punt.
Het is zijn kracht, omdat de beelden die hij gebruikt met een overdonderend geraas op de lezer afkomen en hem bij de keel grijpen, veel meer dan enig argument kan doen.
Het is echter ook zijn zwakte, omdat, in de woorden van Safranski, de filosofische gedachten vaak zo onoplosbaar in een eenmalig beeld (‘spraaklijf’) gevangen worden, dat het lastig is ze met evenveel kracht en evidentie in andere woorden te reproduceren.
En iets verder komt dit: Er zit een voortdurende dubbelzinnigheid in Sloterdijks denken.
Hij laat gevaarlijke afgronden zien, maar blijft er vrolijk onder.
En inderdaad, ik word er blij van, soms snap ik er bladzijden lang geen hout van (hij behoort tot die groep mensen die onwijs abstract en poëtisch tegelijk kan schrijven.
Tot slot een citaat uit het boek waarvan ik het lezen net weer heb opgepakt, Euro-taoisme:
“Voor de incasseerders betekent onverborgenheid niet zichtbaarheid maar draaglijkheid.
Want wat er hoegenaamd te incasseren is, beweegt zich tussen wat licht aankomt en
wat ondraaglijk door merg en been gaat. Het zijn niet zozeer belichtings- en zichtbaarheidsgrenzen, als wel lastgrenzen, pijngrenzen, draaglijkheidsgrenzen. Niet wat iemand over de wereld heeft gehoord of gelezen is beslissend voor zijn begrip van de wereld, maar wat hij er doorstaan en verdragen heeft. Als men toegeeft dat de filosofie zo gauw het erop of eronder is eigenlijk alleen maar aan serieuze woordspelingen doet, zouden we op het kritische punt niet van lichting (Lichtung) moeten spreken, maar van ontzwaring (Leichtung). In de projecten van de cultuur en de verlichting gaat het niet zozeer om de uitbreiding van het lichte als wel om vermindering van lasten – en alleen omdat er opheldering bestaat die vermindering van lasten betekent of ertoe leidt, staan intelligentie en inzicht bij hen hoog aangeschreven.”
Daar word ik nu blij van.
Leg dat maar eens uit.