Uitgesteld gesprek. Het antwoord van de dominee beantwoord / een prettig vuurwerk gewenst

ANP-23020493-929x735

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op oudjeaarsavond, 31 december 2009 schreef ik terug aan de Dominee.
Met dit verhaal zet ik een streep achter deze episode.
———————————————————————
========================================
________________________________________

Beste Dominee, beste meelezers,

Na het een poosje te hebben laten sudderen in het hoofd, het hart en het lichaam,
begin ik te schrijven aan wat dan mijn antwoord moet worden op je, dat moet gezegd, prachtige en erg gewaardeerde antwoord op de brief die ik je stuurde.

Mijn brief was, vanuit waarmee ik bezig ben, onvermijdelijk maar met opzet “een email met een hoog J’accuse gehalte en ook met een dubbele bodem …”
Dat had moeten zijn dubbele bodems, in het meervoud, want er waren er meer. Ik zal er later nog een noemen.
Je weet niet wat ik bedoel met “waarmee ik bezig ben”.
Ik zal je dat in dit antwoord of later laten weten.

Ik improviseer weer zo belichaamd mogelijk (ge-incarneerd?) een antwoord, puttend uit wat zich in het hoofd en hart inmiddels heeft gevoorwoord.

Nogmaals, je antwoord is zeer gewaardeerd en een voorbeeld van wat me in mijn jeugd en in mijn familie zelden is overkomen:
er wordt geluisterd.
Zoals ik je eerder al schreef:

Blij verrast door je mail.
Het maakte me ook wat verdrietig.
De gedachte kwam langs: ‘Sinds ik uit dat verschrikkelijke dorp ben gevlucht heb ik altijd moeten betalen voor kontakt met volwassen volwassenen’.
(Therapeuten, cursusleiders etc etc).

Ooit, toen ik filosofie deed, had ik een tentamen verknald en de universitair docent (inmiddels alweer een gepensioneerd hoogleraar:
de tijd vliegt en lijkt, tegelijkertijd, ook wel stil te staan) had op mijn tentamenbriefje onder de dikke onvoldoende geschreven ‘bel me even voor een afspraak’.
Bij die ontmoeting was zijn openingsvraag of ik gereformeerd was opgevoed. Ja dus. Dat had hij al gedacht, opgevoed met het Woord met een hoofdletter. Volgde een gesprek over de bekende gereformeerde schrijvers op de rand van maf en zijn vriendschap met
Maarten Biesheuvel in het bijzonder. En het aanbod mijn tentamen ter plekke mondeling over te doen. Een voldoende.
Ja, de angst voor het Woord, dat wil wat.

En je ziet het in alle van oorsprong re-ligieuze organisaties:de verabsolutering van het Woord en daarmee van hun verhalen.
En daarmee hun macht. (Dan worden zelfs de eigen mystici vijanden van binnenuit).
En, in naam van de godheid ook het bestrijden en domweg afmaken van hen die dit zo onterechte monopolie aanvechten.
Ook ooit het kerkproces tegen Galileo Galilei bestudeerd. Daar lusten de honden geen brood van.
Pas na ruim drieënhalve eeuw door Rome gerehabiliteerd. Toch heeft kardinaal Ratzinger (de huidige paus) in 1990 nog over het proces tegen Galileo geopperd dat het ‘rationeel en gerechtvaardigd ‘ was.

Ik geef verder steeds wat antwoordende tekst naar aanleiding van jouw tekst:

At 23:00 2-8-2009, you wrote:

Van Dominee
Aan Hans van der Gugten

Beste Hans,

Vandaag moet het gebeuren. Ik moet er echt even voor gaan zitten omdat je Open Brief (en de andere mails) veel overhoop haalt, een mengeling is van ‘gemekker en donderpreek’ en niet altijd even helder voor me. Vandaar (en door een volle agenda) dat het zo lang duurde voordat deze reactie uit mijn vingers komt.

Jouw brief heeft mij op verschillende manieren geraakt. Nu eens werd ik nijdig, dan weer was er herkenning en tenslotte ook iets van ontroerd en/of gefascineerd zijn door jouw ‘self-exposure’ in allerlei toonaarden, van woede tot kwetsbaarheid.

Laat ik beginnen met mijn nijdigheid over het beeld dat je van mij hebt gemaakt als van een gladde presentator en representant van die kerk van vroeger, een wereld die jij 40 jaar geleden hebt ontvlucht en die nog niet veranderd is. Wie is hier eigenlijk het zwarte schaap? In de brief komen wíj, met onze schijnheiligheid en sjoemelantwoorden, naar voren als zwarte schapen. Daarbij vergeleken ben jij het witte, oprechte schaap die met een profetische, vulkanische kracht van heilige verontwaardiging een donderpreek komt houden. Gelukkig relativeer je dat tegelijk door ook je onzekerheid, verdriet  en verlangen te laten zien, waardoor je sympathiek blijft. Overigens is onze tijd, door de reclame van Tele-2, het beeld van het zwarte schaap een beetje dubbelzinnig geworden.

Ik snap goed dat je nijdig was. En ik geef toe dat ik je tekort heb gedaan door je niet scherp te onderscheiden van mijn oude beelden.

Maar ter zake. Allereerst val je over mijn nadrukkelijke opmerking dat ik deze uitvaart alleen kon doen omdat de eigen predikant met vakantie was. Maar die opmerking heeft  alles te maken met mijn positie in de gemeente. Als dominee krijg je in de loop der jaren met veel mensen een hechte band. Als je met emeritaat gaat is het daarom volgens de meesten verstandig om de gemeente te verlaten. Dat schept duidelijkheid, zowel voor de gemeenteleden als voor jezelf. Je bent er gewoon niet meer en dus ook niet beschikbaar. Zo geef je ook je opvolger alle ruimte om zich in te werken en een band op te bouwen met zijn ‘schapen’ (om in jouw beeld te blijven). Juist in een grenssituatie als de dood kun je een hechte band met een familie krijgen.

Ik ben dus niet zo verstandig geweest en ben in de gemeente blijven wonen. Ik moest dus op een andere manier afstand creëren en als dat niet zou lukken, zouden we alsnog verhuizen. Zeker de eerste jaren na mijn emeritaat was ik in de kerk vrijwel onzichtbaar. Met een aantal alleenstaande ‘terminale’ ouderen had ik afgesproken (na overleg met mijn collega’s) dat de familie in sterfsituaties een beroep op me mocht doen; nazorg zou dan niet nodig zijn. Maar verder: afstand. Het valt niet mee om die afstand in stand te houden. Mensen sterven en de familie benadert mij en ik zeg ‘nee’, terwijl ik voel dat ik eigenlijk de aangewezen persoon ben om die uitvaart te leiden. Ook voor mezelf omdat zo’n afscheid belangrijk is om een jarenlange relatie af te bouwen.  Eén keer maakte ik een uitzondering en zei ‘ja’. Later kreeg ik daar spijt van omdat ik een precedent had geschapen: waarom de ene wel en anderen niet? Nu val  ik een enkele keer (meermalen tot mijn vreugde) in wanneer collega’s ziek zijn of met vakantie. Maar het moet voor iedereen duidelijk zijn dat het om een invalbeurt gaat. Vandaar mijn nadrukkelijke opmerking, om bij anderen geen valse verwachtingen te scheppen.  ­ Ik had een hechte band met je ouders en zelf vond ik het eigenlijk fijn en heel ‘natuurlijk’  dat ik de afscheidsdienst zou leiden. En dan kom jij mij even kort door de bocht vertellen dat het ‘persoonlijke’ onecht is en voor jou geen waarde heeft. Zo ervaar jij die dingen. Maar zo heb ik het dus niet ervaren!

Dank je wel voor deze heldere uitleg.
Pas nu heb ik kunnen zien dat het puur mijn ding is, dat iets pas waarde heeft als je er expliciet voor hebt gevochten.
Of om het pathetisch te zeggen: als je door een samenloop van een veelheid van zaken zoals opvoeding en aanleg een totaal gebrek aan eigenwaarde hebt verworven, dan wordt het verdacht als iets vanzelf lijkt te gaan.
No pain no gain, of zoiets.

Een tweede punt van ergernis was jouw oordeel over de preek: een handigheidje, een badinerend het leuk houden,vooral niks op scherp stellen e.d. ­ Laat ik weer een poging doen om je in te wijden in het vak van predikant en zijn ervaringen. Het boeiende in de voorbereiding van een begrafenis is dat er vrijwel altijd afwisselend gehuild en gelachen wordt. Je begraaft niet (in het geval van je moeder) een oud mens maar een heel leven. En dan komen altijd de verhalen los. De lichte toon kwam in eerste instantie niet van mij maar van jullie zelf, al tijdens de voorbesprekingen. Jij deed daar zelfs tijdens de dienst aan mee door jouw door je moeder gebreide trui te showen.

Ja, dat was een 100 % spontaan doorbreken van mijn voornemen maar beter mijn mond te houden, geheel aangepast aan de lichte toon. (Heb je Festen gezien?).

Wanneer een leven voltooid is en daar veel goeds over te vertellen is, dan is dat goed en geeft het iets lichts aan het sterven. Tegelijk zijn er in het leven van je moeder ‘gaten’ gevallen. Allereerst natuurlijk de dood van Bram en dan ook die laatste jaren van dementie. Ik schrijf over gaten: valkuilen zijn het; als je daarin terecht komt ben je weerloos. Er zijn geen woorden die dat toedekken of de scherpe randjes er van afhalen en dat heb ik ook niet gedaan! Hier liggen ook angsten van mezelf: stel dat ik een (klein)kind moet verliezen of de greep op het leven ga verliezen door dement te worden…

Wat je wel doet vanuit je geloof is die gaten in een ‘verhaal’ een plek te geven. Dat heeft de mensheid vanouds gedaan in mythen en sprookjes: goed en kwaad in een verhaal samen te brengen. Dat de doet de Bijbel ook door te vertellen over kruisiging en opstanding. Door het verhaal van de opstanding wordt de kruisiging niet minder huiveringwekkend! Een gat blijft een gat. Een verhaal geeft ook geen antwoord op vragen. Het verhaal ­ althans in de Bijbel ­ gaat tot verbazing van iedereen gewoon verder en dat geeft je te denken en te dromen. Dat gebeurt er, als het goed is, in zo’n kerkdienst met alle lichte en donkere tonen.

Weer bedankt voor je uitleg. En weer heb ik je niet goed onderscheiden van mijn oude beelden.

En het gevaar van verhalen vertellen is dat ze uiteindelijk verteld worden door dorpspastoors en ouderlingen van dienst.
Dus is het, van mij uit gezien, van ongehoord belang dat de kleine groep mensen die “het” een beetje snappen en de verhalen vertellen, intens gewetensvol ook duidelijk maken dat het verhalen zijn.
Ik ben opgegroeid in een religieuze cultuur waar mensen elkaar de tent uitvochten over onzinnige onenigheden over de betekenis van soms minieme onderdelen van het verhaal. Alsof je ruzie maakt over de precieze kleur rood van het mutsje van Roodkapje!

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat veel kerk-elite het niet zo nauw neemt met haar verantwoordelijkheid om waar dat maar kan te benadrukken dat het maar verhalen zijn, goede verhalen misschien, maar verhalen.

Had je echt gewild dat ik als een soort Theo Maassen zou zijn opgetreden?

Nee, natuurlijk niet. Nu haal jij nivo’s door elkaar.

Je kunt ook op een andere manier de menselijkheid en kwetsbaarheid (en dus het belachelijk kunnen maken) van Jezus aan de orde stellen. Het hele kerstverhaal doet niet anders. En ook jij probeert in je brief de ‘brandende pijn’ van je moeder in een verband te plaatsen. Maar daarover straks.

Ik moet nog iets kwijt over het woord ‘handigheidje’. Na veertig jaar heb je natuurlijk een ervaring opgebouwd, noem het wat mij betreft ‘routine’. Zoals een cabaretier als Theo Maassen ook een routine heeft opgebouwd. Wat denk je, zou jij wanneer hij in de veertigste voorstelling voor de veertigste keer de tepels van de gekruisigde streelt en met hem tongzoent ook willen spreken van een handigheidje? Ik zou dat niet doen want ik weet dat ook een zoveelste voorstelling in het theater zijn eigen unieke dynamiek heeft. Het ‘gebeurt’ iedere keer opnieuw. Zo werkt het ook in een kerkdienst die in feite ook een soort theater is.

Ben blij dat je dat zegt.
Omdat ik ben opgevoed door ‘dorpspastoors’ en de sputterende Theo Maassen in mij is vermoord, ben ik gedwongen gaan geloven dat het allemaal echt en letterlijk was bedoeld. Daardoor is voor mij zo’n ogenschijnlijk blasfemische act van Theo Maassen een verademende beeldenstorm. En ook tenenkrommend.

Je gaat er beroepsmatig naar toe maar tegelijk vanuit een vertrouwen dat zo’n dienst zijn kracht zal bewijzen. De liturgie, de bijbeltekst, de liederen, maar vooral de gezichten van de mensen en het levensverhaal van de dode in ons midden – dat alles maakt dat zo’n dienst steeds opnieuw een ‘gebeuren’ wordt. Zo heb ik het zelf ervaren bij de uitvaart van je moeder. Meestal ben ik gauw verdwenen bij het condoleren. Juist dan vind ik de losse toon, zeker met sommige ouderlingen, zo moeilijk te verdragen.

Ik snap het en heb tegelijk  een enorme opstandigheid tegen het bestaan van domheid.
En afgeleid tegen iedereen die domheid maar laat door weg te gaan.
Maar wat dan? Soms als ik een voor mij te grote hond zie aankomen, steek ik zelf ook even de straat over.

Met die laatste opmerking maak ik de overgang naar mijn tweede ‘raakpunt’: het gevoel van herkenning dat ik kreeg bij het lezen van je brief waar je schrijft over de grote weerstanden die je voelde jegens de ouderling en jegens de kerk van je jeugd die totaal niet veranderd is in jouw ogen. Het beeld van het schapenvolk verschuift opeens naar het beeld van het Herrenvolk dat mensen onderdrukt. De kerk als bezettende macht. Ik houd er niet zo van wanneer Wereldoorlog II erbij wordt gehaald om groepen te diskwalificeren, zeker niet als het gaat om een groep die indertijd redelijk vertegenwoordigd was in het verzet. Maar het beeld is duidelijk: de kerk of het geloof als een autoritair, gesloten systeem dat je beklemt in plaats van inspireert. Dat roept weerstand, verzet op.

Precies.
En het was niet alleen de ouderling van dienst, het was de hele naoorlogse situatie, de agenten uit die tijd, de sadistische schoolmeester, de ongrijpbare verwarring. Terugkijkend heb ik het gevoel dat ik, wat betreft kennis en zelfreflectie, mezelf aantrof in een soort onderklasse, een zichzelf instandhoudende dehumaniserende verwarring.
En ik noemde niet Wereldoorlog II om er groepen mee te diskwalificeren.
Ik schetste een sfeer, een bedompte kerksfeer met veel verbaal geweld en gedreig en een enorm taboe op vitale levensfuncties als sexualiteit.

Voor mij ligt er een rechtstreeks verband tegen het milennia lang taboeïseren van onderwerpen en het cultiveren van gevoelens van schuld op grote schaal
en de mogelijkheid van een uitbarsting zoals we die toen in Duitsland hebben zien gebeuren.
Lees er Wilhelm Reich’s Massapsychologie van het Facisme maar op na.

Ik heb dat jaren ook zo ervaren. Na mijn middelbare school ben ik medicijnen gaan studeren terwijl ik in mijn hart geboeid was door vragen over geloof en wetenschap. Maar ik geneerde me om mensen te zeggen dat ik theologie ging studeren. ‘En dan zeker dominee worden in een kerk waar jij je tegen afzet!’ Ik heb die medicijnenstudie ruim twee jaar volgehouden, maar ik kwam niet los van dat geloof en die kerk. Ik ben toen uit een soort ‘woede’ theologie gaan studeren.

Jij vluchtte, zoals zovelen, uit die kerk.

Ik vluchtte uit mijn directe omgeving die voor mij totaal verstikkend was. De kerk was daar een onderdeel van.

 Ik kon dat niet en moest de confrontatie aangaan en me door al die spanningen heen werken. Ik ben ervan overtuigd dat ik, wanneer ik geen dominee was geworden, allang afscheid van de kerk had genomen, zoals een aantal van mijn broers en zussen en vrienden. Of dat veel geholpen zou hebben? Als ik jouw brief lees krijg ik het gevoel dat het verleden je blijft achtervolgen en in jou aanwezig is als een schijnbaar slapende vulkaan die in werkelijkheid behoorlijk blijft rommelen. Je bent een vluchteling.

Dat klopt. Ik zei laatst tegen iemand, dat ik het gevoel heb al 40 jaar in Amsterdam in ballingschap te leven.

Een vluchteling neemt haast altijd zijn geboorteland mee en zweeft tussen heimwee en afweer. Tenzij hij echt een nieuw thuis gevonden heeft en tot rust gekomen is. Jij zoekt het op ’t ogenblik bij wijzen uit het verre Oosten (en niet meer het Midden-Oosten) maar ik krijg niet de indruk dat je je er al helemaal thuis voelt.

Waar hebben die jarenlange studie en het dominee zijn mij gebracht? Tegenwoordig spreek ik over mijn spiritualiteit als een horizontale spiritualiteit. Ik wil in het hier en nu leven, aards zoals ik ben. Wanneer je zo midden in het leven staat, ben je je bewust van de horizonnen van het bestaan: de oorsprong en bestemming van jezelf en van de wereld. En ook de hoogten (piekervaringen) en diepten (de afgronden zoals het kruis). De tijd roept als vanzelf de horizon ‘eeuwigheid’ in je wakker, en vergankelijkheid onvergankelijkheid, en ellende bevrijding, en onrecht gerechtigheid, en zo voort. Die horizonnen zijn oer-menselijke ervaringen; die worden je niet aangepraat. Horizonnen zijn wenkende perspectieven van je bestaan, je komt er niet los van. Religies, ook het christendom, komen voort uit en spelen in op deze oer-ervaringen. Ze komen met allerlei verbeeldingen (symbolen), verhalen, rituelen e.d. zodat mensen die dimensies kunnen toelaten.

Het lastige van horizonnen is echter dat ze ook altijd, per definitie, wijkende horizonnen zijn. Je kunt er nooit ‘achter’ komen. De ellende is dat in veel religies (o.a. het christendom) dat niet verdragen wordt en gelovigen menen door de ‘openbaring’ er wel achter te zijn gekomen. Ze maken van hun religie een gesloten systeem n waarin symbolen tot dogma’s zijn geworden, leefregels (oriëntaties) tot geboden en zo voort. In plaats van ervaring komt de openbaring plus een groep mensen die de openbaring (de ‘waarheid’) beheert en bewaakt. Religie wordt een verticale spiritualiteit, een hiërarchisch systeem. Zulk geloof wordt niet van binnenuit gevoed maar word je  autoritair en fundamentalistisch opgelegd. Met dat geloof kom je niet tot je zelf maar vervreemd je van je zelf, met alle spanningen die dat met zich meebrengt in de beleving van je lijf en je ziel. ­ Voordat ik dat een beetje door had. Pas na jaren kreeg ik het gevoel weer ‘back to earth’, weer me-zelf te zijn. In echte religie gaat het om mens-wording. Zo heb ik het christelijk geloof leren zien en beleven en ben ik gegroeid in menswording en domineewording.

Dank je wel weer voor je heldere uitleg.

Ik heb gemerkt dat heel veel mensen binnen de kerk snakken naar een dergelijke open spiritualiteit. Tegelijk ook dat velen die switch niet kunnen/willen maken.  Ik ben milder geworden ten aanzien van deze mensen.

Neem bv. de ‘ouderling van dienst’. Hij is zo’n iemand die zich helemaal thuis voelt in het klassieke kerkelijke oriëntatiekader.  Zeer actief in de kerk maar zonder affiniteit met existentiële geloofsvragen. Hij laat die vragen niet toe, zou er geen raad mee weten Misschien is hij er bang maar meer waarschijnlijk is dat hij die vragen gewoon niet heeft. Dat oude kerkelijke denk- en leefpatroon is zijn identificatiekader. En daar komen die ook voor mij tenenkrommende uitspraken uit voort. Maar je moet wel bedenken: zo’n zes/zeven jaar geleden heeft deze ‘ouderling van dienst’ een zoon verloren aan een zeer kwaadaardige hersentumor, een zoon van in de dertig. Vreselijk voor die mensen. Ik heb gepeild of er ook woede bij hem was. Bij hem niet (anders dan bij zijn vrouw). Vanuit zijn beleving kon hij die dood een plek geven in de zin dat dingen niet buiten God (is iets anders dan door God) gebeuren. Ik ga in zo’n situatie niet als een Theo Maassen tegen hem te keer en hem met mijn vragen en gevoelens bombarderen. Dat heeft niets te maken met een gebrek aan dapperheid maar met verantwoord pastoraat. Ik laat hem in zijn waarde, in het besef dat de meeste mensen een andere geschiedenis en andere mogelijkheden hebben gehad als ik zelf. Al is de kans groot dat vroeg of laat de woede hem kan inhalen, en dan moet je er als pastor of medemens bij zijn. Maar soms, bv. na een begrafenis, verdraag ik zo iemand niet.  ­ Veel treuriger vind ik het verhaal over de afkondiging op kerstmorgen. Het kerstfeest mag niet verstoord worden door de afkondiging van het sterven van jouw moeder; en daar dan niet openlijk voor durven uitkomen. Bij jou, met jouw geladenheid, triggert dat geweldig en explodeert de woede. Ik erger me natuurlijk ook, zal meestal ook reageren als het op mijn weg ligt, maar nu, zoveel maanden na dato laat ik het rusten .

Ik wil nog iets schrijven over mijn derde ‘raakpunt’ in  jouw brief: het gefascineerd en tegelijk ontroerd zijn door jouw ‘self-exposure’. Behalve deze brief stuurde me je nog drie mails met daarin allerlei links. Ik kreeg het gevoel dat je een enorme behoefte hebt om met allerlei mensen te delen wat je hoog zit en waar je mee zit. Ik moet zeggen dat ik in die andere mails alleen maar wat gebladerd heb. Al die lappen tekst uit de afgelopen jaren, al die links naar buren, cabaretiers en goeroes  – ik ben me er niet in gaan verdiepen. Misschien hoopte je van wel. Of misschien ook niet. Het was voor mij in elk geval te veel van het goede.

Voor mij was het tegendeel van ‘self-exposure’ onverdraaglijk aan het worden.
En ben ik me nu, zo behoedzaam als ik kan opbrengen, aan het bewegen naar het andere uiterste: schaamteloze ‘self-exposure’.

Ik heb me dus beperkt tot je mail n.a.v. de begrafenis van je moeder. En ook daar heb je weer een open brief van gemaakt omdat je eigenlijk via mij tegen je broers en zus en nog een ander familielid wil praten. Wat moet ik hiervan denken? Het beeld kwam bij me boven van een familie die zich te goed doet aan het verorberen van een hert (i.c. mijn persoon als trofee) van wie het gewei triomfantelijk aan de muur hangt. Een beetje gek gevoel is dat. Maar goed, ik ga er dit keer in mee en hoop voor jullie dat het een goed gesprek wordt al lijkt het me dat deze brief een hele kluif aan het worden is.

Dank je wel dat je in dit theater even mee wilt spelen.
Ik speel dit spel bitter serieus (tranen) in de hoop eindelijk iets van mijn speelsheid te herwinnen.

Ik was geroerd door de wijze waarop je over je moeder schreef, een moeder als een oude vrouw met ‘een van binnen brandende pijn’ maar ook een moeder die als een vampier ontzettend veel energie uit jou gezogen heeft. Je zag haar pijn, haar geloofswereld, je voelde haar stilzwijgende of uitgesproken verwijten, maar je kon daarover niet met haar praten. Jullie werelden waren kennelijk niet te overbruggen. Dat vrat aan jou maar  werkte tegelijk als een ‘double bind’.

Dank je wel. Ik voel me gehoord.

Je schrijft hoezeer, in jouw visie, het kerkelijk geloof die pijn van je moeder alleen maar versterkt heeft. Dat maakt je woedend. Ik weet niet of ik je goed begrepen heb, maar volgens mij bedoel je het volgende. De pijn wordt in de kerk gecultiveerd door de nadruk op het lijden en de schuld terwijl de kerk juist moet laten zien dat die pijn ‘niet meer is dan een herinnering’. Als mensen dat gaan inzien (ik vermoed dat hier het boeddhisme om de hoek komt kijken) dan mag je hopen dat ze er niet zo vaak aan denken. Maar wat doet de kerk? Die zadelt de mensen op met een ‘geheim’ dat je moet bewaren en waar je uit moet leven, en waar je dus steeds aan moet denken. De kerk pint de mensen dus vast op het verleden en leert ze kijken naar de toekomst maar voor het leven in het heden laat ze de mensen barsten. Hoe onbarmhartig!  – Zo ongeveer?

Ik moet toegeven dat je hier een goede karikatuur geeft van grote delen van de institutioneel gelovige wereld.
En reageren op een karikatuur, terwijl het hier nu juist eindelijk ergens over zou kunnen gaan, is niet eenvoudig.
En bijna niet te doen zonder heel gedetailleerde beschrijving van waarover we het hebben.
Wil ik graag, maar kan hier even niet.

Je snijdt hier een onderwerp aan dat moeilijk in een paar woorden is af te handelen. Boven schreef ik er al iets over. Zelf geloof ik niet dat je kunt stellen dat pijn te reduceren is tot ‘niets meer dan een herinnering’.

Mee eens.
Maar de herinnering aan pijn is ook pijnlijk. En die pijn wordt sterker naarmate je die pijn de proporties geeft van de pijn in die herinnering.
En als iemand de vergissing maakt om geen verschil te maken tussen ‘pijn’ en ‘herinnering aan pijn’, dan zou het wel zo goed zijn voor een mens om in een omgeving te zijn waar als zodanig dat wordt benoemd in plaats van dat de herinnerde pijn (hertraumatisering) door de omgeving in quasi-compassie wordt meegevoeld.

 Die opvatting komt inderdaad uit het ‘Oosten’: het boeddhisme dat stelt dat alle ellende voortkomt uit begeerte, uit gehecht zijn aan het leven waar je van los moet zien te komen. In het christelijk geloof is gehechtheid/binding aan het leven juist een positieve  waarde omdat het leven gezien wordt als een geschenk, een schepping. Pijnlijke (maar ook fijne) gebeurtenissen hebben een explosief karakter die een diepe en geweldige impact hebben in je leven. Het leven van veel mensen wordt dan ook bepaald door een cesuur: voor en na mijn scheiding, voor en na de dood van mijn kind, voor en na de oorlog enz. Of een positieve cesuur: voor en na Jezus Christus, Boeddha, mijn ontmoeting met een geliefde enz. Dit soort gebeurtenissen maken van het leven een boeiend maar grillig landschap met hoogten en diepten. Essentieel is wel  – en dat is de kracht van boeddhisme ­ dat het de kunst is om in het heden te leven. Dat lukt alleen wanneer er in het heden een Bron is die je inspireert.

Hier heb je van ‘het heden’ mijns inziens een concept gemaakt.
In het hier en nu leven/zijn (conceptueel alweer geklep, want we zijn altijd hier en nu, er is niks anders, behalve de idee dat het niet zo is,  maar zelfs als we in onze fantasie wonen, speelt zich dat in het hier en nu af, want er is niets anders, maar  dan in een gedissocieerde staat waardor we niet meer in kontakt zijn met het voelen, etc),  nogmaals, in het hier en nu leven/zijn IS de bron die inspireert.

Delusion, then, turns out to be the root cause of all discontent.
A person who sees things just as they are neither hankers for anything nor resists anything.
Such a person has no expectations that things will be any other way than they are,
and therefore is free of all the frustrations that go with having unrealistic expectations.
(Uit de Leiden Lectures van Richard Hayes, een Quaker & Boedhist die ik al een paar jaar volg:
http://www.unm.edu/~rhayes/numata.html , lezing 1, pagina 7).

Voor mij is kennismaking met Vipassana meditatie en later met Advaita Vedanta een lifesaver geweest.
En het kan zijn dat het eindelijk een innerlijk inhalen was vanuit het helder-denken -is-taboe-milieu waar ik als bibberend stekje mijn hele intelligentie heb noeten inzetten voor het ontwerpen van overlevingsstrategieen.
Ik ben onder andere veel geluidjes gaan produceren, als een soort continue mezelf eraan herinnerend dat ik besta, met als gevolg dat ik vorig jaar, terwijl ik gewoon nietszeggend in de sauna zat, aan mijn masseur werd aangeduid als “die vriend van jou, die man zo’n herrie maakt”.

Gister kwam ik, op trefwoord zoekend in oude emails opeens een foto tegen waar ik toch weer even van schrok.
Het is de foto van een kind in totale paniek.
Als zo’n moment wordt omgeven door mensen die dit liefdevol als totale passie kunnen begeleiden is het prachtig.
Als het kind wordt omringt door mensen die dit gevoel zelf noodgedwongen hebben ingevroren, dan ziet het
kind even later de hand die net heeft gemept weer omhoog gaan, begeleid door een gesist WEES STIL OF……
Dan wordt het levensgevaarlijk stil, en met vulkanische eigenschappen, dat heb je goed aangevoeld.

Mijn wens voor 2010: weer meer contact met de levenskracht in deze foto:
http://johnstodderinexile.files.wordpress.com/2006/07/shock.jpg

In het boeddhisme is dat (het streven naar) de Verlichting; in het christelijk geloof is dat de inspirerende en creatieve ‘geest’ van God of van Jezus.

Jij citeert op een gegeven moment, voor mijn gevoel vrij abrupt, de Tien Woorden die je in jeugd ontelbare malen in de kerk hebt horen opdreunen. Ik vermoed dat die Woorden voor jou hét symbool zijn van het repressieve en autoritaire karakter van de gereformeerde traditie.  Ik had met je te doen omdat je heel die tekst hebt moeten uittypen (als een soort strafwerk en zelfgeseling) totdat ik zag dat je overging op een ander lettertype en de tekst vermoedelijk gekopieerd hebt. Maar goed, voor mij zijn die Tien Woorden juist het symbool van een bevrijdend geloof. In de kerk spraken we van de ‘tien geboden’ en het eerste gebod was dan ‘gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben’ , steeds weer die imperatieven ‘gij zult’. De woorden ‘Ik ben de HEERE’ vormden dan de dreigende inleiding daarop. Want met de HEERE valt niet te spotten.

In mijn studie ontdekte dat dit in het Jodendom heel anders wordt beleefd. Het eerste woord is daar geen gebod maar een presentatie van hun God: ‘Ik ben de HERE, jullie God, die jullie uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.’ Dat eerste woord is de Bron van alles! Het woordje ‘HERE’ is de weergave van de godsnaam ‘Jahweh’, een naam die nooit mag worden uitgesproken. ‘Jahweh’ betekent zoiets als ‘erbij zijn, nabijheid’. En dat is niet dreigend bedoeld, maar bevrijdend. Deze Nabijheid haalt jou uit de sfeer van de slavernij (diensthuis) en brengt in jou een proces op gang van bevrijding, uittocht, op weg naar een leven als vrije mensen die verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven. Je bent geen slaaf maar een kind van God. Dus: totaal het tegengestelde van onderdrukkend en kleinerend. Deze autoriteit wil juist een inspirerend kracht in je leven zijn die je tot je Zelf brengt, in relatie met het licht (verlichting!) en schepping (de concrete lijfelijkheid en tijdelijkheid van het bestaan). Zo hebben ze als nomaden die God leren kennen: steeds weer is er een weg in het hier en nu. Uit dit eerste woord ‘Ik ben’ volgen de andere woorden:  het zijn leefregels die een richting wijzen hoe je vanuit de relatie met die Bron het leven gestalte kunt geven.

Telkens wanneer Joden de naam ‘JHWH’ tegenkwamen zeiden ze  – omdat ze die naam niet mochten uitspreken ­ ‘adonai’, dat is Heer. En de vertalers hebben dat later helaas in de tekst opgenomen: HEER, LORD, HERR, Seigneur ­ intimiderende taal terwijl het juist ging om inspiratie en bevrijding.

Namens de meelezers bedankt voor je uitleg.
Ik liet je door niet over de Tien Geboden te spreken maar over de Tien Woorden, kennelijk te subtiel weten dat ik me ook in de Joodse wortels van het geloof der vaderen heb verdiept. (Ik heb een paar jaar een Leerhuis gevolgd, zeg maar joodse catechisatie voor niet joden).

Hans, ik stop er mee. Ik zit op deze zondagmiddag nu al een paar uur te typen en ik vind dat ik ­ in mijn taal ­ zoveel mogelijk op je Open Brief bent ingegaan. Ik heb het graag gedaan omdat je brief mij op verschillende manieren prikkelde. Ik vond het een intensieve aangelegenheid om me er in te verdiepen omdat het raakte aan gevoelige lagen in mij. Daar dank ik je voor.

Ik dank jou ook.

Je schrijft dat het eenmalig is. Dat lijkt me prima. Ik hoop dat je er wat aan hebt voor jezelf en voor het gesprek met anderen. Mocht je er nog eens kort op willen terugkomen vind ik dat prima. Want stiekem ben ik natuurlijk wel benieuwd naar je reactie.

Ben blij dat je er voor uitkomt.
(ik heb het niet zo op stiekem)

Heel veel sterkte met je verleden, dat voor jou duidelijk toch nog meer is dan een herinnering.

Ja, en het verleden bestaat niet, anders dan als herinnering.
En, de laatste ontdekking en weer de mogelijkheid een aantal lagen ervan te schonen, is dat het verleden NU blijft voor zover het als kramp en anderszins in het lichaam/zenuwgestel is opgeslagen.
(Misschien is de emotionele lading die aan herinneringen kleeft wel een vorm van die opslag)

Nou, voordat dit een gesprek dreigt te worden zal ik, om mijn moeder te gedenken, de interventie citeren waarmee ze vroeger vaak feilloos een zich ontwikkelend gesprek  wist af te wenden: iemand nog koffie?

Groet,

hans

Print Friendly, PDF & Email
This entry was posted in mijn weblog. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Are you a robot ? * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.